vrijdag 1 juli 2011 / Contrast / Foto: Jean van Lingen

Tijdschrift / INTERVIEW

‘Ik laat me de kaas niet van m’n brood eten’

Al jaren komt ze in Afrika, Burkina Faso kent ze beter dan Slotervaart. Als ze daar is dan ‘lijkt het als of ze nooit anders heeft gedaan’. Als een op Curaçao geboren Surinaamse met zowel Nepalees als West-Afrikaans bloed, heeft Heidi Lobato (50) altijd al veel affiniteit gehad met het zowel het Afrikaanse als het Caribische.

 

In de tien jaar dat Lobato respectievelijk als zakelijk- en als algemeen directeur aan het roer staat van het filmfestival Africa in the Picture (AITP) heeft ze al heel wat strijd om bestaansrecht voor het festival moeten leveren. Toch is Lobato nog steeds niet klaar met het continent en alles daarom heen.

 

Een filmfestival door Afrikanen over Afrika, niet echt iets dat in deze tijd veel financiële steun kan verwachten.

“We gaan het zien. Het AITP is een filmfestival over de hele wereld, over de Sub Sahara maar ook Noord-Afrika én de diaspora. Daar zit alles bij: Latijns Amerika, Suriname, Noord-Amerika, Europa. Veel mensen hebben een eenzijdig beeld van Afrika, dat van oorlog, honger en HIV. Dit beeld is behoorlijk hardnekkig, soms is het hip en soms niet. Dat heeft veel invloed op hoeveel steun je krijgt.”

 

“Maar met het type film dat wij draaien en ook met het publiek wat daar op afkomt, laten we zien dat we cultureel heel divers zijn. Van ons publiek is 48 procent niet Nederlands. Gelukkig blijven er private fondsen die dit belangrijk vinden.”

 

Eerder dreigde het AITP door subsidieproblemen te verdwijnen. Hoe zijn jullie die strijd te boven gekomen?

“In 2008 ging het er om spannen of we weer in het Amsterdams Kunstenplan werden opgenomen. Het is slikken dat als je zó hard werkt en dan niet wordt gezien. Er was veel aan het veranderen, je wist niet waar je aan toe was. Het festival was in september en in december kregen we pas te horen of we er bij zaten. Het verlamt een organisatie wanneer het zo lang duurt voordat je weet of je een doorstart kunt maken of niet. Daarom hebben we dat jaar voor het thema Dream, Change, Inspire gekozen. Met op de poster bekende iconen als Jimmy Hendrix, Martin Luther King en Nelson Mandela (red.) Ik vind wel dat als je ten onder gaat, doe het dan met grandeur.”

 

“Deze periode heeft gemaakt dat we gingen reorganiseren, ik ben nu vooral nog met freelancers aan het werk. Het volgend Kunstenplan komt er weer aan, maar ik ben mijn strijdlust niet kwijt, ik maak me er wel hard voor. Ik laat me de kaas niet van m’n brood eten. Punt.”

 

Kijkend naar uw loopbaan, u bent altijd sterk bezig geweest met maatschappelijke issues als mensenrechten. Wat is uw persoonlijke motivatie hiervoor?

“Ik heb iets met onderdrukking van mensen, dit komt denk ik door mijn familiegeschiedenis. Mijn overgrootvader kwam uit Nepal, in de tijd dat het nog British India was. Op zijn achttiende moest hij het leger in, maar omdat hij niet ingezet wilde worden tegen zijn eigen mensen sloeg hij op de vlucht. Dienst weigeren was namelijk gelijk aan de kogel. In Suriname was de slavernij net afgeschaft en Nederland zocht daar nog goedkope arbeidskrachten. Zodoende is hij daarheen verscheept onder een andere naam. Ik weet zijn echte naam niet eens.”

 

Wat is voor u het belang van het aankaarten van maatschappelijke issues?

“Ik vind het belangrijk dat mensen de juiste beeldvorming hebben van de wereld om ons heen. Het valt me op dat we in Nederland zo weinig kennis hebben van hoe iets zit. Mensen weten zo weinig van geschiedenis, over hun eigen geschiedenis, zo weinig van wat er nou werkelijk gebeurt. Het is belangrijk om awareness te hebben. Wees bewust, stel vragen. Stel de juiste vragen, neem niet zomaar alles aan.”

 

Awareness creëren bij het publiek. Sinds 2005 gaan jullie ook naar buiten met de voorstellingen. Waarom?

“Film is een van de meest toegankelijke media voor grote groepen. Ik wilde daarmee naar wijken die niet zo populair waren. Er zijn in Amsterdam grote groepen die veel evenementen helemaal niet als die van hun ervaren. Als culturele sector hebben we een slag te winnen door die drempel te verlagen. Ik verwacht heus niet dat iedereen na het AITP in de Stadsschouwburg gaat zitten, dat is misschien net een brug te ver. Maar de generatie die daarna komt graag wel. Ik vind dat als kunstinstelling toch je plicht.”

 

In welke wijken zitten jullie zoal?

“De klapper van het begin was het August Allebéplein. Dat kwam altijd alleen maar negatief in het nieuws. Het was wel even aftasten, mens geloofden niet dat wij daar voor hun buurt waren. Ze gingen bijvoorbeeld niet op de stoelen zitten, maar om het plein heen, tegen een boom staan. Je moest ze echt uitnodigen. Uiteindelijk was het een succes en komen we daar sinds 2005 elk jaar terug. Zo ook op Makassarplein, daar zijn we twee jaar geleden begonnen.”

 

“We zien mensen vanaf de pleinen naar het theater komen. Ik zag laatst nog een groepje meisjes, uiteraard te laat, binnen komen rennen bij een voorstelling in Het Ketelhuis. Dat is toch leuk. Tijdens het festival ben ik zelf altijd op de pleinen, ik doe het openingswoord en ik heet mensen ook welkom. Ik wil de sfeer voelen, proeven. Ik wil horen wat mensen te zeggen hebben. Laatst waren er moslimmeisjes die vroegen ‘Hoe bent u directeur geworden?’ Dan denk ik ‘ja, verrek, ik ben ook een donkere vrouw en zij zien dat dit bereikbaar is’.”

 

Het AITP vertoont films en documentaires van voornamelijk Afrikaanse makerlij. Waar op selecteren jullie?

“Het moet kwalitatief goed zijn, het verhaal moet boeien. Wij doen uitdrukkelijk niet aan exotisch en cliché, daar kan ik heel slecht tegen. Dus geen eindeloze lege vlakte en rieten rokjes. Ik laat een modern Afrika zien met wel degelijk ontwikkeling. Bijvoorbeeld een film als Pumzi, de eerste volledig Afrikaanse science fiction. Of Africa Paradis waarin wij vanuit Europa asiel aanvragen in Afrika omdat Afrika inmiddels een rijker continent is dan Europa.”

 

Dus geen westerse cineasten in jullie programma?

“Ik ben geen voorstander van westerse makers. Maar ik wil het ook niet uitsluiten. Soms wonen mensen al heel lang in een bepaald land en maken zo’n film echt van binnenuit. Dat vind ik heel belangrijk. Het is een heel ander beeld als je vanuit hier naar een Afrikaans land gaat en er een film over maakt. Dan is het altijd er tegenaan, ik voel dat meteen. Als je een film van binnenuit maakt, dan zitten er vaak veel meer subtiliteiten in. Die vind ik juist interessant.”

 

Wordt het al tijd om weer iets anders te gaan doen?

“Ja en nee, ik ben nog niet klaar met het platform AITP. Het moet nog breder gedragen worden. En als ik nu kijk naar het huidige politieke klimaat, dan moet ik zeker nog niet opstappen. We moeten in elk geval nog even ons best doen, nog even knokken om een tegengeluid te laten horen. Dat vind ik wel een verantwoording. Het festival is een beetje m’n kindje geworden. Het is nog niet groot genoeg om los te laten, het is nog niet volwassen genoeg. Ik heb nog steeds een enorme strijdlust en enorm veel ideeën ook. Ik kan nog wel vijf festivals verzinnen hier.”